Historie Landgoed Marialust

Een rijke historie

Vele Apeldoorners zullen villa Marialust en haar omgeving kennen in haar huidige setting en zeer waarschijnlijk ook nog uit de tijden van de setting met het Historisch Museum en wellicht nog van de leegstand of zelfs met biotechnische in de prachtige kamers net na de oorlog. Maar de beleving houdt daar vaak op. De geschiedenis van het ontstaan van villa Marialust is echter zeer interessant en voert ons langs nu nog bekende Apeldoornse namen.

Marialust in 1928
Marialust in 1947

In 1493 worden de Karthuizer monniken eigenaar van de molen. In 1572 gooien de Geuzen de monniken eruit. Bij de afzwering van koning Filips II, in 1585, vervallen hun eigendommen aan de staten van Gelderland en komen onder toezicht van de Veluwse gedeputeerden.

De geschiedenis vertelt verder, dat in 1608 Hendrik Jansz molenaar is en dat in 1639 Diderick van Stepreadt heer tot Varick en Indorninck (eigenaar van het Oude Loo) het recht koopt op het water van de Grift, waaraan de molen stond. In 1658 pacht Jan Gerritsen de molen van Van Stepreadt en geeft hem bovendien op St. Martini twee vette ganzen en tegen Pasen een vet varken van minstens 100 pond schoon aan de haak. De bezittingen worden in 1684 verkocht aan stadhouder Willem III.

In 1795 moet stadhouder Willem V naar Engeland vluchten en worden de bezittingen van het Oranjehuis door de Fransen in beslag genomen. Bij de vrede van Den Haag in 1795 worden ze weer aan de Bataafse republiek afgestaan. Later komen ze als kroondomein toe aan koning Lodewijk Napoleon.

Aan het begin van de negentiende eeuw heeft Johannes Hermanus Gunning de leiding van het molenbedrijf in handen. Op 16 maart 1812 koopt hij bij een veiling van domeinbezit voor 4.472 francs de erfpacht. Vanaf die tijd beschouwde Gunning zich eigenaar. Hij was tevens burgemeester van Apeldoorn. Op 23 november 1813 wordt hij bij het Loo door Franse soldaten gevangen genomen en naar Parijs overgebracht. Pas op 29 mei 1814 keert hij terug naar Apeldoorn. Tien jaar later verkoopt Gunning de Vlijt met uitgebreide bezittingen aan Jan Hendrik Ameshoff voor de kapitale som van 81.500 gulden. Zijn bezittingen omvatten onder andere “een complete papierfabriek, twaalf knechtswooningen, een KOETSHUIS en twee heeren huizingen”.

Jan Hendrik Ameshoff laat (ca. 1825) in de nabijheid van de Vlijt de grote villa Marialust bouwen op het daarbij behorende terrein, dat in het westen door de grintweg op Hattem (de tegenwoordige Koninginnelaan) werd begrensd en in het zuiden door de Pasch.
De opvolger van Gunning, laat op 31 oktober 1826 een notariële akte opmaken met de eigenaars van de belendende gronden langs de Grift vanaf de Kostersbrug in het dorp Apeldoorn tot aan de papiermolen de Vlijt. De hem toebehorende stroken grond en dijken ter breedte van 3 ellen 8 palmen aan weerszijden van de beek – worden afgebakend met 18 palen. Hij staat die gronden in erfpacht af voor een tijd van 99 jaar, de pachtprijs bedraagt 1 cent per jaar!

Ameshoff streefde voortdurend naar vernieuwing op het gebied van de papierfabricage en maakte de Vlijt tot modelinrichting. Omstreeks 1840 had hij naast de bestaande molen een naar de eisen des tijds ingerichte stoompapierfabriek laten bouwen. Als de fabriek reeds drie jaar na de bouw niet aan de hooggestelde verwachtingen kan voldoen, verkoopt Ameshoff in 1843 de Vlijt aan Willem Hendrikus de Heus, fabrikant te Utrecht. Deze had daar een koperbedrijf en gasfabriek op het Vreeburg. De papiermol en de Vlijt wordt door hem omgezet in een gelijknamige koperpletterij. De Heus woonde in Utrecht, maar verbleef gedurende de zomermaanden in de villa ‘Maria’s lust’, genoemd naar zijn dochter Marie, later verbasterd tot het huidige Marialust.

De Heus bleef eigenaar van de Vlijt tot 1872, Marialust verkocht hij al eerder (ca. 1860). Inmiddels was het landgoed sterk uitgebreid. De Heus verkavelde een deel voor villabouw en legde een prachtig park aan. Er behoorden bovendien twee bossen, een boomgaard en een uitgestrekte moestuin tot het landgoed.

Het landgoed werd na De Heus particulier bezit van de families Brewer en De Fiellietaz en kwam omstreeks 1880 in handen van het consortium van Van der Houven van Oordt. Rond 1900 werd de villa bewoond door Jonkheer Van Haersma de With en zijn familie, hetgeen bevestigd wordt door enkele foto’s in een uitgave van het geïllustreerde weekblad ‘de Prins’ van 1908. In het artikeltje bij die foto’s wordt melding gemaakt van ‘De huwelijksplechtigheid van Jonkvrouw A.M. van Haersma de With, hofdame van H.M. Koningin Wilhelrnina, met Jonkheer Mr. A.C. Schimmelpenninck, kamerheer van H.M. Koningin Moeder Emma. Na de plechtigheid in de Grote Kerk vond op het landgoed Marialust, dat in eene bloemegaarde herschapen was, een déjeuner plaats, waaraan ook Z.K.H. Prins Hendrik deelnam’.

Een bezoek bij avond aan de villa in die dagen was, zeker voor vreemden, geen gemakkelijke zaak. De laan naar het huis en de hoge stoep bij de ingang waren volkomen onverlicht. Wie in het donker Marialust wilde bezoeken, deed er dan ook goed aan zijn weg te zoeken bij het licht van een meegebrachte olielamp om een struikelpartij te voorkomen. Het was de familie Van Haersma de With, die de gemeente Apeldoorn dat deel van het landgoed schonk, waaruit het Prinsenpark is ontstaan. Met de aanleg van dit park was de parkenreeks in dit deel van Apeldoorn voltooid.

In 1930 kocht de gemeente het landgoed. Gezien de huisvestingsproblemen in het gemeentehuis zou de villa een uitstekende oplossing kunnen bieden. ‘Het is een roman!’ riep de burgemeester vol enthousiasme. Eén van de raadsleden bracht naar voren dat de gemeente de ogen op de toekomst moest richten. ‘Verdwijnen weide en vijver, dan wordt het er niet mooier op!’ was zijn oordeel.

Tot 1936 bleef de villa leegstaan. Toen werd het huis verhuurd aan een bontkwekerij. Veel geluk had de gemeente met deze huurder echter niet, want een paar jaar later ging de bontkweker failliet. In 1939, met de dreiging van de naderende oorlog, kwam de Luchtbescherming in Marialust. Na de oorlog werd het pand verhuurd aan de politieke recherche. Toen de ‘foute’ Nederlanders allen berecht waren kwam in 1947 de Maatschappij voor Biotechniek in de villa en zwaaiden chemici de scepter in de majestueuze kamers.
Nadat verschillende pogingen de villa een nieuwe bestemming te geven waren mislukt, stond het huis vanaf 1969 leeg, met alle gevolgen van dien. Uiteindelijk kreeg het gebouw, nadat het door een grondige restauratie in 1975 nog net van de ondergang was gered, de bestemming van Historisch Museum.

Achttien jaar later, in 1993, veranderde die bestemming opnieuw. Het Historisch Museum plande de verhuizing naar het oude Raadhuis op het Marktplein (waar het uiteindelijk in april 1995 ook werd gevestigd).

Momenteel biedt de villa, zoals we weten huisvesting aan reclamebureau Amazing BVWijontwerpen BV en Parksociëteit Marialust met enkele prachtige vergaderzalen, een lunchruimte, bibliotheek en een echte Engelse Pub.